De HEER zei tegen Mozes en Aäron:
‘Wanneer de Israëlieten hun tenten opslaan, moeten ze dat doen rond de ontmoetingstent, op enige afstand ervan, ieder bij zijn eigen vaandel en bij de herkenningstekens van zijn familie.
Aan de oostkant, waar de Zon opkomt, moeten de afdelingen van Juda zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Judeeërs is Nachson, de zoon van Amminadab. Zijn leger is volgens de telling 74.600 man sterk. Aan dezelfde kant slaat de stam Issachar zijn tenten op. Hun aanvoerder is Netanel, de zoon van Suar. Zijn leger telt 54.400 man. Ook de stam Zebulon komt daar. Hun aanvoerder is Eliab, de zoon van Chelon. Zijn leger telt 57.400 man. In totaal tellen de legerafdelingen van Juda 186.400 man. Zij moeten steeds het eerst opbreken.
Aan de zuidkant moeten de afdelingen van Ruben zich bij hun vaandel legeren. Aanvoerder van de Rubenieten is Elisur, de zoon van Sedeür. Zijn leger is volgens de telling 46.500 man sterk. Aan dezelfde kant slaat de stam Simeon zijn tenten op. Hun aanvoerder is Selumiël, de zoon van Surisaddai. Zijn leger telt 59.300 man. Ook de stam Gad komt daar. Hun aanvoerder is Eljasaf, de zoon van Deüel. Zijn leger telt 45.650 man. In totaal tellen de legerafdelingen van Ruben 151.450 man. Zij breken als tweede op.
Het leger van de Levieten, met de ontmoetingstent, bevindt zich midden tussen de andere legerafdelingen wanneer het kamp wordt opgebroken. Zoals de Israëlieten gelegerd zijn, zo moeten ze ook verder trekken, ieder op de voor hem bepaalde plaats, bij zijn eigen vaandel.